Wordt mijn column eigenlijk wel gelezen ten departemente? In de vorige column had ik juist een lans gebroken voor het in stand houden van de gemeentelijke welstandscommissies nu de Rijksoverheid zich op alle terreinen van de ruimtelijke ordening aan het terugtrekken is. De inkt daarvan was nog niet droog of de ministers Donner en Schultz van Haegen-Maas Geesteranus besloten om de welstandscommissies per 1 januari 2013 af te schaffen en te vervangen door een welstandsambtenaar. Het kabinet denkt hiermee de bouwprocedures te kunnen versnellen.
Als de kamer dit voorstel overneemt en ik vrees dat de kamer in de huidige samenstelling dat met graagte zal doen, dan wordt een belangrijk toetsend moment uit de bouwprocedure geschrapt. Menig architect en opdrachtgever hebben de welstandcommissie wel eens handenwringend verwenst. Natuurlijk, ook ikzelf kan mij moeilijke momenten voor de geest halen waarin mijn geniale ontwerp door de collega-architecten uit de welstandscommissie werd uitgebeend. Voor veel opdrachtgevers en bouwers komen de leden van de welstandscommissie vaak over als wereldvreemde schriftgeleerden in een achterafzaaltje van een monumentaal binnenstadspand die zich al haarklovend bezighouden met volstrekt niet ter zake doende details, daarmee de voortgang van de vergunningverlening ophoudend.
Maar juist de onafhankelijke positie van de welstandscommissie, het ongebonden zijn, en het feit dat de welstandscommissie niet uit ambtenaren maar uit deskundige burgers bestaat, zorgt ervoor dat een welstandscommissie de vinger op de zere plek kan leggen. Waaróm moet dit gebouw hier komen? Waaróm ligt er geen goed stedenbouwkundig plan aan ten grondslag? Soms pijnlijke vragen die de gemeentelijke ambtenaren liever uit de weg waren gegaan omdat er politieke of financiële belangen speelden. Of vragen die de architect niet aan zijn eigen opdrachtgever kan stellen omdat hij anders de opdracht kwijt is. Vragen die gesteld moéten worden. Juist dit kritische oog van de bij de ruimtelijke omgeving betrokken burger die ook nog eens deskundig is, is cruciaal voor een gezonde verhouding tussen overheid en ontwikkelaar. En dan heb ik het nog niet eens over het voorkomen van architectonische wangedrochten. Om dit allemaal te verliezen omwille van een arbitraire verkorting van de proceduretijd is doodzonde. Daarvoor zijn genoeg andere mogelijkheden!
Roelof Gortemaker