De pachters van het Pastorieerve vervulden kostersdiensten voor de kerk en tapten na afloop van de dienst een borrel in de voorkamer. In 1839 verkochten de kerkvoogden de boerderij in een publieke verkoop. Tot 1944 woonde de koster van de kerk nog steeds in de boerderij. Daarna werd het gebouw uitsluitend gebruikt voor het boerenbedrijf. In 2008 is het gebouw gerestaureerd en gesplitst in twee wooneenheden. Eén wooneenheid in het voorhuis en één wooneenheid in het achterhuis. Het voorhuis was in 1888 en 1955 ingrijpend verbouwd. Deze jaren zijn bij de restauratie dan ook de ijkpunten geweest. In de keuken is de stijl van 1955 gehandhaafd, bij de overige kamers is dat 1888.
Het achterhuis kende nauwelijks historische kenmerken meer
Hier was doorlopend verbouwd om het gebouw aan te passen aan de eisen van de moderne landbouw. Alleen de eikenhouten gebinten waren door de eeuwen heen gehandhaafd. De grote, houten deeldeuren in de zijgevel vormen de toegang tot dit deel van de boerderij.
Het achterhuis is als woonhuis zo sober mogelijk opgezet om het karakter van een eenvoudige boerderij te behouden. De oude rommelige indeling is vervangen voor een heldere plattegrond.
Gevlinderde betonnen vloeren, leemstucwanden en ruwe houten delen tegen het plafond maken de sfeer van het bedrijfsgedeelte voelbaar. Door met grote hardglazen vlakken te werken kon de oude, houten gebintconstructie overal zichtbaar blijven. De kleine stalraampjes zijn rondom gehandhaafd. Om toch voldoende licht te krijgen is ter plekke van de woonkamer een grote insnede gemaakt in de achtergevel. Deze is als moderne hedendaagse ingreep zichtbaar en voor latere generaties herkenbaar gemaakt.