Overdekte straat
De school is daarom ontworpen als een overdekte straat, die de Hollandsche IJssel en de Hoge Dijk met elkaar verbindt. Van beide zijden komen leerlingen en docenten, lopend of op de fiets of per auto. De straat is een belangrijke architectonische metafoor in het ontwerp geworden, met net als in een echte stedelijke straat een publieke en een private component.
Beneden in de straat heerst de grootste bedrijvigheid en is de school zo openbaar mogelijk. Hier liggen de lokalenclusters die door alle leerlingen gebruikt worden, zoals de expressievakken. De aula maakt, als een plein, deel uit van de straat.
In de binnenstraat komen – net als in een binnenstedelijke straat – verschillende vormen van bedrijvigheid voor: een restaurant, ateliers en werkplaatsen voor het voorbereidend beroepsonderwijs, een bibliotheek.
Thuisbasis
Op de hoger gelegen verdiepingen liggen de lokalenclusters als aparte huizen aan de straat. Hier hebben de leerlingen hun thuisbasis en heerst rust. In hun eigen ‘studiehuis’ volgen ze de meeste lessen. Het uitgangspunt van de school was dat niet de leerlingen zich na elk lesuur zouden verplaatsen van lokaal naar lokaal, maar juist de docenten. Bij de verspringende lokaalingangen zijn studienissen ontworpen waar de leerlingen individueel of in tweetallen zelfstandig kunnen werken. Tussen de lokalenclusters ligt op de eerste verdieping aan de straat de mediatheek met computer- en studieruimten, waar de leerlingen informatie kunnen verzamelen.
Het verschil in hoogte tussen de werkplaatsen en vaklokalen is opgelost door een niveauverschil aan te brengen in de straat, aansluitend op de terreinhoogten. Hierdoor ontstaat in de straat een natuurlijk podium voor optredens en presentaties, dat overdag als apart overblijfdeel voor brugklassers wordt gebruikt.
Om de verschillende ‘studiehuizen’ met hun gevels van baksteen maximaal los van elkaar te houden en zoveel mogelijk daglicht toe te laten, zijn de gevels van de straat juist maximaal transparant gehouden. De overgang van binnen naar buiten is zo klein mogelijk. Het grote gebouw krijgt door de opdeling in kleinere volumes een schaal die goed past bij die van de Hoge Dijk, maar ook prettig aanvoelt voor de leerlingen.