Vóór 1951 zag de Nederlandse huiskamer er meestal zo uit: in het midden een tafel met hoge stoelen eromheen en een lamp erboven.Ter weerszijden van de kachel stonden dan misschien nog een paar leunstoelen en dat was het. ‘s Avonds zat het gezin te lezen of te breien – al naar gelang van mannelijke danwel vrouwelijke kunne – rond die hoge tafel onder de grote lamp. Ná 1951 veranderde dat langzamerhand. In dat jaar werd de televisie geïntroduceerd. Dit apparaat stond in eerste instantie op het buffet, naast de radio; maar het was wel zeer onhandig kijken vanaf die hoge stoelen. Dus transformeerde de inrichting in de loop van enkele jaren naar hetgeen we nu kennen: banken en lage stoelen, lage tafels en de tv op een prominente plaats in de huiskamer. Meer dan zestig jaar verder zijn we nu op een punt aangeland waar de tv weer gaat verdwijnen uit de huiskamer. Want alleen tijdens het WK voetbal kijken we nog allemaal naar hetzelfde programma, de rest van de tijd volgt iedereen binnen het gezin zijn eigen programmering op laptop of iPad, niet zelden op hoge stoelen aan de grote eettafel in de woonkeuken. Zo wordt de huiskamer weer wat de salon vroeger was: een plek waar je alleen komt als er gasten zijn. Het individualiseringsproces onder invloed van internet zal net als de tv in 1951 gevolgen hebben voor de inrichting van onze huiskamers. Meer oppervlakte zodat er meer eigen plekken kunnen worden ingericht. Of grotere slaapkamers, zodat er een soort reeks van privé-huiskamers in één huis kan ontstaan. Leegstaande kantoorgebouwen lenen zich bij uitstek met hun grote, open vloeren tot een dergelijk hergebruik. En als op die manier de woonhuizen naar de kantoorwijken worden gebracht, hebben we meteen het thuiswerken een andere dimensie gegeven!
Roelof Gortemaker